Minder stilzitten?

Minder stil zitten in plaats van meer bewegen: wat is het verschil?

De Nederlands Norm Gezond Bewegen (NNGB) schrijft voor dat je minimaal 5 dagen per week 30 minuten per dag matig-intensief moet bewegen om gezondheidseffecten te behalen. In de groep mensen met een verstandelijke beperking blijkt dat 67% dat niet haalt, en 39% heeft zelfs een compleet zittende leefstijl. Maar hoe ga je van bijna 0 minuten naar 30 minuten matig intensief bewegen per dag? Terwijl je daarvoor ook nog eens (deels) aangewezen bent op anderen om dit voor elkaar te krijgen?
Zoals laatst ook in de media vermeld werd, laten de laatste inzichten laten zien dat mogelijk meer gezondheidseffecten te behalen zijn door het stilzitten te verminderen, vergeleken met het stimuleren van meer (matig intensief) bewegen: van een totaal zittende leefstijl naar een beetje meer activiteit, ook al voldoe je nog lang niet aan de NNGB, kan drastisch het risico verlagen op onder andere hart- en vaatziekten en diabetes (Veerman et al  (2011) in: British Journal of Sport Medicine, Thorp et al (2011) in: American Journal of Preventive Medicine, en Hamilton et al (2007) in:  Diabetes)

(Figuur uit Hamilton et al, 2007, Diabetes)

Dat werpt een heel ander licht op inactiviteit bij mensen met een verstandelijke beperking.
In plaats van het verhogen van het percentage mensen dat de NNGB haalt, kan de doelstelling verschuiven naar het verlagen van het percentage mensen met een compleet inactieve leefstijl. In de praktijk betekent dit dus dat de focus kan komen te liggen op het voorkomen van stilzitten in plaats van het stimuleren meer bewegen met mensen met een verstandelijk beperking door samen te wandelen, of door aansluiting te vinden bij een sportvereniging. Niet dat voor iedereen die laatste ambities moeten komen te vervallen, maar voor de groep voor wie deze ambities als eerste stap te hoog gegrepen zijn, biedt de nieuwe invalshoek een alternatieve, haalbare doelstelling. Dit is namelijk gemakkelijk te behalen door bijvoorbeeld huishoudelijke activiteiten, zelf spullen te laten halen of pakken, of langere looproutes te creëren door bijvoorbeeld de koffiemelk en de suiker een paar meter verder te zetten dan het koffie apparaat. Zo kan ook de omgeving uitlokken om minder stil te zitten.
Dit sluit ook nog eens goed aan bij geluiden uit de praktijk dat juist de ‘lege’ momenten tot gedragsproblemen leiden. Als ik vaak en lang op een stoel zou moeten zitten wachten of niks kan doen, zou ik ook vervelend gaan doen waarschijnlijk. Terugdringen van stilzitten zou daarmee kunnen samengaan met het terugdringen van gedragsproblemen, natuurlijk rekening houdend met mogelijk aanwezige andere problematiek.
Daarnaast werpt dit idee een heel ander licht op hoe je lichamelijke activiteit zou willen meten, en ook hoe je interventies zou willen evalueren: in plaats van activiteiten meten met stappentellers en vragenlijsten ( met de bekende onderschatting van laag-intensieve activiteiten) kun je er dan voor kiezen om het andere uiteinde van het continuüm te meten: hoeveel zitten/liggen mensen stil? Hiervoor zijn ook weer andere instrumenten beschikbaar die voornamelijk focussen op het meten van houdingen, in plaats van het meten van de hoeveelheid beweging. Ook kleine verbeteringen in het terugdringen van het stilzitten kunnen hiermee zichtbaar worden gemaakt, en nieuwe doelen komen plotseling binnen bereik van deze groep.

Kortom, deze nieuwe invalshoek biedt veel mogelijkheden om weer op een andere en positieve manier tegen de complexe problematiek van het veranderen van beweeggedrag aan te kijken, juist in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking.

One thought on “Minder stilzitten?

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *